Als je je leven deelt met kinderen, dan valt er behoorlijk wat te organiseren. School, afspraakjes, ballet- en muzieklessen, vriendjes en vriendinnetjes, dansvoorstellingen, logeerpartijtjes, etentjes en meer van dat.

Ik houd er in dit huis een strakke organisatie op na. In de keuken en werkkamer hangen planborden waarop staat wie waar en op welk moment van de dag uithangt. Degene die ingedeeld staat in de categorie ‘Kabouter’ heeft die dag afwas en dat gebeurt meestal zonder al teveel gemor. Doen ze het niet, dan zijn er altijd nog de échte kabouters, waar ik overigens iedere dag een blauwe bes voor klaarleg bij het holletje in de keuken waarachter zij wonen. En als Moeder tijdens haar wekelijkse poetsbeurt de keuken stofzuigt en dan 7 blauwe besjes in de afvalemmer gooit, doe ik net alsof ik het niet zie.

Dan zijn er natuurlijk talloze spullen die een plek in huis nodig hebben. Alles staat, ligt of hangt op alfabetische of kleurvolgorde in de ruimtes die er in huis zijn. Vraagt iemand: “Waar is dat boek over mindmappen?”, dan zeg ik zonder blikken of blozen: “Boekenkast werkkamer, vierde plank, tiende boek van rechts.” Andere, veelvoorkomende vragen zijn: “Waar zijn mijn balletschoenen?”, “Waar is dat ene leuke truitje van jou?” en “Waar is je pinpas?”, waarop ik in respectievelijke volgorde “Waskamer, 3e mandje”, “Kleedkamer, rek 2, vierde bak” en “Verstopt” antwoord. Om vervolgens Kind 2 in mijn leukste outfit en mét mijn pinpas de deur uit te zien lopen.

In de keuken staan de voorraadpotten zodanig gerangschikt dat ze beginnen met Abrikozen en eindigen met Zonnebloempitten. Vroeger kon ik behoorlijk van streek raken als iemand de Cranberry’s verwisselde met de Rozijnen, maar sinds Dokter Vier daar een diagnose voor heeft gesteld (iets met een syndroom en het lijkt op die lange, smalle, witte groente waar Venlo in de vroege zomermaanden bekend om staat) begrijp ik beter hoe mijn brein in elkaar steekt. Nu zet ik ze schouderophalend terug op de juiste plek.

’s Ochtends maak ik een rondje door het huis. Dan trek ik bedjes recht, raap ik wasgoed en alleenstaande sokken bij elkaar en zet, net zoals Moeder dat doet in haar wekelijkse ronde, de poppen en knuffels in alle slaapkamers zó neer dat ze wat te kletsen hebben met elkaar. Dan is het tijd om te schrijven, fotograferen of aan een van mijn experimenten te beginnen. Ik ben dol op experimenten namelijk. Ik houd bijvoorbeeld heel erg van timmeren en heb de kinderen eindeloos getrakteerd op zelfgemaakte bureaus, lattenbodems en tafeltjes. Dat het bureau voor Kind 2 meteen in tien stukken brak en Kind 3 de eerste nacht al door de lattenbodem zakte zegt genoeg over mijn timmerkwaliteiten. De kinderen haalden dan ook opgelucht adem toen we nieuwe buren kregen: Buuv, die al jaren hun balletdocente is, en Buum, die ongekende kwaliteiten heeft als eigenaar van een bedrijf dat houten meubels op maat maakt. Hij kwam, zag, en kreeg het voor elkaar om zonder te bulderen van het lachen al mijn mislukte projecten te bekijken en een voorstel tot vervanging te doen.

Een ander experiment was de moestuin. Ik had een stuk dak ingepikt van onbekende buren, kocht biologische pitten en zaden en zag het helemaal zitten om daar dagelijks met worteltjes, komkommers en blauwe bessen aan de slag te gaan, zodat ik de kinderen pedagogisch verantwoord eten kon voorzetten. Daar maakte Buum dan weer een schitterende moestuinbak voor. Vriendin W. leverde op een zonnige dag grote zakken ‘makkelijke moestuinmix’ af en ik zat iedere dag fijn te wroeten in de aarde. Al snel kwam ik erachter dat ik geen groene, maar zwarte vingers heb. Alles wat ik aanraakte veranderde na korte of langere tijd in stengels die eruit zagen of ze wodka in plaats van water kregen. Ik voelde me een heuse moestuinfluisteraar: ik reanimeerde ze, gaf mond op mond beademing, legde ze in de stabiele zijligging en sprak ze fluisterend bemoedigende woorden toe. Niets hielp. Met een scheve blik keek ik naar de moestuintjes van de kinderen op de vensterbank, die ze maakten met kleine ellendige pakjes van Neerlands grootste kruidenier, en waar de mooiste worteltjes, radijsjes en bloemen uit kwamen. Met een flinke schop tegen de moestuinbak kwam aan dat experiment ook een einde.

In huis is er nog meer te doen dan alleen organiseren, indelen en experimenten uithalen. Het is een schitterend pand midden in de stad, maar het lijkt ook regelmatig een eigen leven te leiden. Er is bijvoorbeeld een soort van elektriciteitsprobleem: gloeilampen sterven massaal een stille dood. Wekelijks haalde ik 10 gloeilampen op in de winkel: eerst de goedgekeurde spaarlamp A-merken, maar naarmate de tijd vorderde en ik zag dat er geen verschil was tussen een spaarlamp of een goedkoop gevalletje, ging ik steeds vaker voor de laatste. Toen we op een avond bij enkel kaarslicht in huis zaten, sloegen bij mij de stoppen door. Ik belde een elektriciën en vertelde hem het verhaal. Toen hij er was, bekeek hij me met een argwanende blik en mompelde nog net geen “Tsss..”, en ging zijn controles uitvoeren. Mijn innerlijke heks gniffelde op het moment dat hij aan de stroom bleef hangen, een angstaanjagende gil slaakte en daarna onmiddellijk contact opnam met de Eigenaar van ons huis.

Dat alles leidde ertoe dat Eigenaar een week later verscheen om een grote inspectie door het huis te maken, om te zien wat er aan de hand was. Eigenaar, lang, slank, strak in het pak en met een wolk parfum om zich heen waar je de hele Lomstraat mee plat krijgt, knikte voortdurend en lachte om alles wat ik aanwees. “De charme van een oud pand, dubbel glas is nergens voor nodig”, kweelde hij. De ingestorte stutmuur en gat in het dak –in de kamer van Kind 3– ontlokten aan hem de opmerking: “Ach, die dakpannen eraf geeft toch heerlijke frisse lucht.”

“Au contraire, cheri”, dacht ik bij mezelf.

Nadat hij voor de tiende keer ‘mevrouwtje’ tegen me had gezegd, was ik klaar met hem, en besloot ik hem niet te waarschuwen voor het lage raam dat naar het dakterras leidde. Mijn wraak bleek genadeloos zoet toen hij daar met zijn gebotoxte hoofd hard tegenaan knalde.

Inmiddels is het dak gerepareerd, is er in de keuken momenteel geen licht, en staat het boek over mindmappen keurig in de boekenkast werkkamer, vierde plank, tiende boek van rechts. Kind 3 ligt te lezen op haar bed met een echt goede lattenbodem, Kind 4 en 5 vertrekken zometeen naar ballet en pakken hun tassen uit de waskamer, haak 4 en 5. Ik leg een blauwe bes neer in de keuken voor de kabouters, en ga aan de slag met mijn volgende experiment: kijken wat er gebeurt als je die kleine ellendige moestuinbakjes van Neerlands grootste kruidenier een half jaar na dato in de vriesperiode gaat planten, in de schitterende moestuinbak van Buum.

Dit wil ik delen!

AUTEUR

Luca van Wersch (1967) is niet onder één noemer te vangen. In 1992 kwam ze in Venlo terecht om films te maken. Ze gaf kookles, maakte danschoreografieën en schreef het boek 'Duizend Lijntjes in mijn hoofd', waarin ze fotografie en tekst op een poëtische manier verpakt. In 2008 werd er een tumor in haar hoofd ontdekt. Over alle ervaringen rondom ziek zijn schreef ze blogs voor Media Groep Limburg.

3 reacties

  1. Ria en Hans van Wersch op

    Hallo Luca!. Echt een leuk en vlot geschreven verhaal. Prettig leesbaar en dit is humor met een glimlach. Ga zo door! Fijn dat je dit kunt opbrengen in zo’n druk leven met 5 kinderen. Liefs, Papa en Mama..

  2. Albert Hendrix op

    Hi Luca,
    Geniet altijd van je verhalen die je op KRAG.NU schrijft.Kan je op die manier toch volgen hoe je verder je leven
    altijd een positieve wending geeft en hoe je steeds klaar staat voor je 5 prinsesjes.Fijn dat je verhalen met ons deelt.
    Lieve groeten,
    Albert Hendrix

Reageren