Het is lang geleden dat ik zo in de ban was van iets. Analoge fotografie. Wat een prachtige en spannende bezigheid! Al jaren rommel ik wat aan met een digitale spiegelreflexcamera, maar ik ben nooit tevreden over mijn werk; het lijkt alsof mijn camera en ik zich constant in een soort relatiecrisis bevinden. Op zich passen we bij elkaar en willen we heel graag samen verder, maar het lukt nog altijd niet goed om op dezelfde golflengte terecht te komen. Misschien moeten we in therapie. Dat heet: een fotografiecursus volgen, zodat we elkaar eindelijk eens beter leren begrijpen. We zijn tenslotte zomaar samen in het diepe gesprongen en hebben nooit echt de handleiding erbij gepakt.
En toen was daar opeens de oude, analoge spiegelreflexcamera van een tante. Ze had nog op de kunstacademie gezeten in de analoge tijd, toen het voor iedereen die zich een beetje fotograaf durfde te noemen de gewoonste zaak van de wereld was om een doka in huis te hebben. Ik begon te lezen over de camera, over analoog fotograferen en ik was er meteen door geobsedeerd. Waarom zijn we überhaupt, ergens halverwege de jaren 90, met z’n allen overgestapt op digitale fotografie? Er was en is nog altijd niks mis met de beeldkwaliteit van analoge camera’s – sommige fotografen beweren zelfs hardnekkig dat er niets boven gaat. Oké, het is een stuk duurder en minder praktisch, maar zeg nou zelf: hoe praktisch is het om op werkelijk al je apparaten honderden, zo niet duizenden foto’s te hebben staan? De gedachte aan het feit dat alle foto’s van mijn eerste – hij is inmiddels tweeënhalf – nog moeten worden gesorteerd, afgedrukt en ingeplakt bezorgt me al sinds zijn eerste verjaardag een lichte hoofdpijn.
De vele pixels die me dagelijks om de oren vliegen zorgen overigens niet zozeer voor hoofdpijn, dan wel voor mentale onrust. Toen ik een tijdje geleden middenin één van de vele bossen stond die Venlo rijk is, met in de camera van tantelief mijn eerste analoge fotorolletje, voelde ik plots heel duidelijk de rust van een wereld zonder pixels, en dus het contrast met de drukke, digitale werkelijkheid, die tegenwoordig non-stop onze hoofden belaagt. Daar stond ik dan, in een wereld van bladeren – zonder pixels – op het punt om die wereld te gaan vastleggen. In korrels welteverstaan. De sfeer had iets sereens; de tijd was ook veranderd. Alsof ik me in een film bevond die zich afspeelde in de geboortetijd van de camera in mijn hand. Een levensecht lijkende droom. Zelfs de stofjes in de lichtstraal die door de bladeren scheen dansten wild voor mijn gezicht, alsof ze popelden om bij te dragen aan de magie van het ogenblik. Als een kind zo blij zette ik het statief op de juiste plek, stelde ik de camera in en… klik. Niets.
Analoog fotograferen geeft me de rust die ik al zo lang zoek. Omdat je maar zesendertig foto’s kunt maken, wordt elke klik ineens veel meer waard, krijgt als het ware meer gewicht. Ik denk veel langer na over een foto en fotografeer trager, bewuster. Heerlijk is dat! Ik merk dat ik gedwongen word om veel preciezer te kijken naar hetgeen ik wil vastleggen. Als ik dan eindelijk zover ben en het knopje indruk, is er na de klik van de camera… niets om te zien. Verrassing! Automatisch werp ik wel een blik op de achterkant van de camera – een ingesleten patroon in mijn spiergeheugen – maar daar zit natuurlijk helemaal geen schermpje waarop ik het resultaat kan bekijken, typisch een actie voor een millennial, de generatie waartoe ik word gerekend. Het spannendste moment, dat van het bekijken van de foto’s, wordt uitgesteld. Een suspense die met succes wordt opgevoerd tot het moment dat ik de envelop met de ontwikkelde negatieven en afgedrukte foto’s in handen krijg. Niets betoverenders dan dat!
Wanneer ik over de brug van Blerick naar Venlo fiets, wordt mijn blik altijd naar het water en de rivieroevers rechts van me getrokken; ook al fiets ik bijna dagelijks voorbij dit rivierlandschap, nog altijd vind ik het een verrassend mooi gezicht. Elke keer weer ziet het er anders uit, de ene keer schittert het in zonlicht, een andere keer wordt het woest door de wind gegeseld, en nog steeds valt me zo nu en dan iets nieuws op.
Zo ook deze keer. Ik observeer hoe het oppervlak een soort fluwelen, schubachtige huid vormt: het water lijkt wel een dartel dier dat zich, in een spel met de wind en het zonlicht, vrijelijk voortbeweegt over de volle breedte van de Maas. De bomen op de oevers worden flink op en neer geslingerd door de wind, maar ondergaan het geweld met de voor hen zo kenmerkende kalmte. Ineens kom ik tot het besef dat deze golvende, ritselende en wiegende massa terug te brengen is tot een eindeloze hoeveelheid puntjes. Enkel en alleen ronde vormen. Net als een analoog beeld dat, in tegenstelling tot een digitale foto, ook uit oneindig veel minuscule rondjes is opgebouwd.
Ik kijk naar links, waar de skyline van Venlo zich trots aftekent tegen de grauwe lucht. Niets dan vierkanten. Gek, dat ik dit nooit eerder heb beseft. Zou het vierkant een menselijke uitvinding zijn? Een rondgang op Google over de uitvinding van het vierkant, het ontstaan van die vorm en het oudst bekende geval ervan, levert bar weinig op, maar ik lees dat er inderdaad geen rechthoekige vormen in de natuur voorkomen – op wat bijna vierkante dierenvlekken na.
Ik betrap mezelf erop dat ik sindsdien toch vaak stiekem op zoek ben naar natuurlijke, vierkante vormen, hoewel ik inmiddels weet dat dit tevergeefs is. Wel een eigenaardig, ietwat somber idee eigenlijk: bijna al onze beelden en ideeën van de werkelijkheid – die veelal uit ronde vormen bestaat – komen tot ons via de vierkante pixels van onze schermen en afbeeldingen. Wellicht een totaal irrelevante gedachte, maar het is wel een idee dat me bezig blijft houden. Misschien is het hierom dat analoge foto’s de werkelijkheid anders – beter? – lijken te (be)grijpen. En wie weet is het wel de reden waarom ik constant zo in de clinch lig met mijn digitale camera: we kijken immers a priori door een verschillende ‘bril’ naar de werkelijkheid. Het is dus nog maar de vraag of een fotografiecursus voldoende zal zijn om elkaar beter te leren begrijpen, het zou kunnen dat we gewoon op een dieper niveau niet ‘klikken’. In dat geval rest me niets anders dan de liefde elders te zoeken en met mijn nieuwe vlam de doka in te duiken.
Foto’s © Renée Verberne
Dubbel belichte analoge foto’s / drie experimenten / onbewerkt / ingescand