Als mensen het me vragen, vertel ik altijd ietwat opgelaten dat ik uit een heel klein gehucht kom, hier niet zo heel ver uit de buurt. ‘Grashoek’, stamel ik dan een beetje beschaamd, alsof het verschrikkelijk is om uit zo’n dorpje te komen. Ik zeg er meteen bij dat ik oorspronkelijk uit Brabant kom en pas op mijn zesde met mijn ouders en broer naar Limburg ben verhuisd – de trots voor het Brabantse heb ik blijkbaar wel meegekregen tijdens mijn opvoeding.
Vervolgens leg ik heel enthousiast uit dat mijn ouders er een oude boerderij, die niet veel meer was dan een ruïne, helemaal tot de grond hebben afgebroken en opnieuw hebben opgebouwd. Daarbij werden zoveel mogelijk materialen hergebruikt. Ze deden er zeven jaar over en al die tijd woonden we in een soort uitgebouwde keet – ‘ons chaletje’, zoals mijn moeder het liefkozend noemde – maar dan heb je ook wat.
Misschien is het wel als gevolg van deze loop der omstandigheden dat ik me, al zolang ik me kan herinneren, noch volledig Brabants, noch volledig Limburgs voel. En dat ik me nog nooit volledig thuis heb gevoeld. Mijn Brabantse familie vond het altijd grappig dat mijn accent steeds zangeriger werd, terwijl ik in Limburg duidelijk het allerminst zangerig klonk van iedereen. Ik was niet het één, maar ook niet het ander.
Niet dat ik gepest werd hoor, of buiten de boot viel. Nee, dat viel allemaal reuze mee. Het was eerder iets innerlijks dat me parten speelde. Vragen als ‘Waar kom ik vandaan?’ en ‘Waar is mijn thuis?’ gingen vaak door mijn hoofd en ik kan me nog herinneren dat ik me afvroeg of anderen hier ook zo intensief over nadachten. Immers, als ik naar andere mensen keek, dan leken die vaak heel goed in hun habitat te passen: er leek niks te wringen. Ikzelf had daarentegen bijna constant het gevoel dat ik een soort nomade was, nu toevallig neergestreken in Grashoek, maar nog niet definitief thuis. Misschien wel nooit thuis.
Toch heb ik er als kind ook erg van genoten om veel buiten te spelen in al het groens dat het Limburgse gehucht te bieden had. Ik groeide er ver weg van de wereld op, maar stond er in zekere zin juist heel dichtbij. Midden in de weilanden, tussen het gras en vol in de wind. Ik kon er goed fantaseren en alle personages, die ik leerde kennen via de boeken die ik las, beleefden nieuwe avonturen in mijn zelfgebouwde hutten en stoven met me mee over het zandpad achter ons huis. Ik vereenzelvigde me met deze personages en hoopte stiekem dat ik ook een held was, of toverkracht had, of op z’n minst een portaal naar een andere, parallelle werkelijkheid zou ontdekken; iets waar ik dan ook vaak naar zocht tussen de enorme vlierbesstruiken waar ik altijd in speelde met mijn broer.
Later ging dit verweesde gevoel over in een hang naar andere tijden en kon ik me helemaal verliezen in historische romans waarin helden, rebellen en tegendraadse vrije geesten nog in staat leken te zijn om eigenhandig de hele loop van de geschiedenis te veranderen. Nu ik erover nadenk: misschien vond ik het als kind wel gewoon moeilijk te verkroppen dat ik nu eenmaal niet zo heel bijzonder was.
Het hiaat tussen de barre werkelijkheid en mijn fantasiewereld is uiteindelijk de voedingsbodem geworden voor mijn kunstenaarspraktijk.
De beelden en verhalen die ik maak zijn in feite uitingen van mijn pogingen om portalen te vinden vanuit de werkelijke wereld naar een plek waar ik me thuis voel. Het zijn uitingen van mijn verlangen mijn eigen habitat te vinden. Bij een gebrek daaraan in de realiteit, schep ik deze zelf in woord en beeld.
In die zin ben ik er dus nog altijd dankbaar voor dat mijn ouders ervoor gekozen hebben om het Brabantse land te verlaten en in Limburg neer te strijken. Daarmee hebben ze namelijk een onoverkomelijke breuk veroorzaakt in mijn rustig voortkabbelende kinderleven, een breuk die ik vanaf die tijd constant heb proberen te overbruggen met een door Sehnsucht aangewakkerde rusteloosheid. In de hoop een doorgang naar een wereld te creëren waarin helden, natuurgoden, gedaanteverwisselingen, toverkracht en geheime doorgangen geen rariteiten zijn en waarin ik me, van alle mogelijke werelden, toch het allermeeste thuis voel.