Hoeveel broeken draag je zoal? Hoe lang doe je ermee? En hoeveel kost dat dan per dag? Dat zijn vragen waar je soms wakker van ligt en dan begint het rekenen weer. We gaan aan de slag!

Stel een broek kost 90 euro (B) en je hebt er vier (a) van in de kast liggen die je regelmatig draagt. Je doet met die broek ongeveer 5 jaar (y). Dan zijn de kosten (K) voor een broek per dag:

Da’s zeg maar 20 cent per dag.

Een overhemd kost al gauw 60 euro, en als je er daar zes van hebt, ze door het jaar heen draagt en ze ongeveer vijf jaar mooi houdt, komt dat wederom neer op zo’n 20 cent per dag. En als je, net als ik, drie paar schoenen van 100 euro hebt, is dat nóg eens 20 cent. Niet te vaak voetballen of door de modder lopen met je nette schoenen, want ze moeten het wel vijf jaar volhouden.

We zitten al op 60 cent, elke dag weer. Een soort dagelijkse afschrijving, zeg maar. Natuurlijk nog niet voldoende. De meeste mensen dragen ook onderbroeken, hemden of bh’s en sokken. Je raadt het al: 20 centen erbij! Wanten, sjaals en mutsen zijn tegenwoordig minder vaak nodig, dus die laten we even buiten beschouwing. Jassen, daarentegen, zowel de winter- als de zomervariant, horen er gewoon bij. Niet aan te ontkomen, en omdat we nu toch in een vijfjarenplan denken én beginnen te hechten aan 20 cent per dag, mogen die samen 300 euro kosten. 

Zijn we nu compleet? Het komt in ieder geval in de buurt. De gemiddelde Venlonaar loopt dus elke dag voor ongeveer 1 euro slijtage op aan kleding en schoeisel. Ordegrootte.

Overigens, een duurdere broek kost weliswaar meer, maar gaat ook langer mee. Daar woon je bijna in en wordt ‘helemaal van jezelf’. Die krijgt zelfs een emotionele waarde, als het echt goed klikt. Een goedkope broek van de Primark kost bijna niets, maar je doet er vrijwel zeker niet lang mee. Na de eerste wasbeurt is het feest meestal voorbij. Je kunt wel mooi met de mode mee, voor sommigen een groot voordeel. Het grappige is dat het voor de kosten allemaal niet zoveel uitmaakt. Het ligt er gewoon aan wat je stijl is. In wiskundige termen compenseren de variabelen B en y elkaar.

Uit de formule haal je ook dat het niet uitmaakt of je meerdere kledingstukken (a) hebt. Omdat ze dan minder hard slijten, doe je er langer mee (y). Die variabelen vallen dan tegen elkaar weg. Voor de minder modegevoeligen onder ons een interessante optie.

Oh ja, ik heb ook een bril. Eentje maar, met goede variofocus glazen en een prima kwaliteit montuur. Die kostte weliswaar zo’n 800 euro, maar daar doe ik dan ook zeker vier jaar mee, en wie weet de magische vijf. Kost dus maar zo’n 50 cent per dag. 

Elke dag fiets ik naar mijn werk. Het stalen ros werd van mij voor 1500 euro en ik doe er al tien jaar mee. Met andere woorden kost die me ongeveer 40 cent per dag. Niet zo gek veel meer dan mijn schoenen! Toch voelt het als andere koek wanneer je een nieuwe tweewieler mag afrekenen.

Dure éénmalige aankopen, waar je als het goed is heel lang mee doet, tellen al helemaal niet zo hard door in de kosten per dag. Denk maar eens aan je trouwring van 250 euro. Als je twintig jaar getrouwd bent, schuif je nog maar 3 cent per dag. Die verzegeling van de liefde blijkt goedkoper dan een sok!

Al met al ‘verslijt’ je met je voorkomen zo’n 2 euro per dag.

Dat valt dus nog wel mee! Zeker ten opzichte van bijvoorbeeld wonen en eten. Als je een huurwoning hebt van 600 euro per maand kost je dat maar liefst 20 euro per dag; elke dag eten al gauw zo’n 10 euro, als je zelf vers kookt en af en toe uit eten gaat. Nu we dit weten is er geen reden meer om er niet tiptop uit te zien, modieus of niet!

Dit wil ik delen!

AUTEUR

Rom van Strijp (1959) is werkzaam als international learning consultant bij Océ. Hij studeerde Electrotechniek aan de TU Delft. Woont sinds 1984 in Venlo. Hij is al 25 jaar vrijwilliger bij het Zomerparkfeest, waarvan negen jaar als voorzitter. In zijn vrije tijd is hij cultureel betrokken in de stad Venlo, speelt hij zaalvoetbal en saxofoon in een bandje.

Reageren