‘Wilt u er koopzegels bij, meneer?’
‘Nee, dank u’, zei ik.
Een wilde frons verscheen op het gezicht van goede vriend R, met wie ik bij de kassa stond. We waren elkaar tegengekomen bij de aardappels.
‘Wil jij geen koopzegels?’
‘Nee, natuurlijk niet’, lachte ik schamper.
‘Je bent gek. Voor iedere vier euro die je spaart krijg je er zes terug. 50% rente, gewoon niet normaal.’
Omdat ik onraad rook, het begon tot me door te dringen dat er geen ironie klonk in zijn stem, probeerde ik de boel nog te sussen.
‘Tegoedbonnen, zeker?’
‘Keiharde cash’, glimlachte Dagobert.
Op weg naar huis begon het te kriebelen. Voor iedere vier euro die je spaart krijg je er zes terug, voor iedere vier euro die je spaart krijg je er zes terug… Hoe lang deden we al boodschappen bij die tent? Lang. Hoeveel poen hadden we kunnen scheppen? Veel. Mijn hoofd vulde zich met niet gelegde houten vloeren, nooit gereden sportauto’s en veel meer misgelopen fraais.
Ik nam me voor het tergende nieuws thuis een beetje subtiel te brengen, maar dat mislukte: ‘Lieverd, we zijn genaaid. We hebben onszélf genaaid! Het gaat om vele duizenden euro’s. We hadden fucking rijk kunnen zijn!’
‘Waar heb je het in hemelsnaam over?’
‘Koopzegels natuurlijk! 50% rente. Vanaf nu is het sparen geblazen. Cash money, baby!’, wreef ik mijn geschrokken vriendin bijna snotterend onder haar neus.
Een kwartiertje later zat ik al te googelen, op zoek naar een luxe jacht om binnenkort mee af te meren in de haven van Monaco. Vanuit mijn ooghoeken zag ik mijn vriendin ondertussen wat getalletjes door de rekenmachine halen, nadat ze de spelregels erbij had gepakt. Helemaal senang maakte ze wat notities.
‘Als we de komende twintig jaar iedere week voor tweehonderd euro aan boodschappen doen, wat neerkomt op ruim tienduizend euro per jaar en een dikke twee ton in totaal, kunnen we misschien een tweedehands roeibootje kopen, van onze zegeltjes.’
Gedesillusioneerd swipete ik de jachten weg: ’Gaan we al die tijd lopen plakken?’
‘Nee, natuurlijk niet’, lachte ze schamper.