Nu het seizoen er voor de standaardteams op zit, word ik zo nu en dan gevraagd om mee te doen met het veteranenelftal van mijn voetbalclub. Omdat ik respect heb voor ouderen en geleerd heb dat afslaan niet netjes is, heb ik mezelf al een aantal maal bereid gevonden om op zaterdagmiddag onder de lat en tussen de oudjes te gaan staan.

Zo gezegd, zo gediggiedaan, zoals rapper Extince dat in de jaren negentig zo legendarisch verwoordde. Mijn debuut bij de ouderensoos was tijdens een uitwedstrijd tegen het altijd lastige Helden Veteranen, niet ondubbelzinnig afgekort met ‘Helden Vet’. Ik kwam aan op een verlaten sportpark en vroeg me af of ik niet in de zeik was genomen door een kluitje babyboomers. Toen ik wat grijze haren de parkeerplaats op zag rijden en er vervolgens een geelzwarte voetbaltas uit de kofferbak tevoorschijn kwam, wist ik dat het menens was. Lucky me.

Ik liep achter de meneer in kwestie aan en kwam terecht in een kleedkamer vol mannen die mijn vaders hadden kunnen zijn. Zoals het een welopgevoede jongeman betaamt stelde ik me netjes aan iedereen voor en sprak ik mijn nieuwe voetbalmaten aan met ‘u’. Wat niet hoefde, maar ik deed het toch. Kwestie van goede gewoonte. Ik ging zitten en trok mijn veel te wijde keepersshirt aan.

“Hoe lang voetbalt u al?”, vroeg ik de vijftigplusser die me even later aan het ‘warm schieten’ was. De vedette bleek al bijna zestig en het antwoord was “achtenviertig jaor”. Kolere, dacht ik. Kom ik aan met mijn zeven jaar. Zou ik nog ruim 40 jaar achter een bal aan hobbelen?

Men shall be boys 1

De wedstrijd begon en het werd al snel zichtbaar dat we het lastig gingen krijgen. Vergeleken met mijn teamgenoten waren de veteranen van Helden sterk en snel – en een stuk jonger, wat daar waarschijnlijk de hoofdoorzaak van was. Terwijl het verdedigingswerk zich in slow motion voltrok, werd door de aanvallende partij (lees: de tegenstander) in real time de ene na de andere bal op doel afgevuurd. Met wat hang- en vliegwerk hield ik de nul. Maar niet voor lang.

Aan het begin van de tweede helft was de ban gebroken. Ik, 27 lentes jong, kon het verschil niet meer maken – een pijnlijk gegeven bij een partijtje met de veteranen – en kreeg uiteindelijk toch nog vijf doelpunten om de oren. Eindstand 5-1, en een dieptepunt in mijn nog relatief jonge keeperscarrière. Hopelijk heb ik nog heel wat (voetbal)jaren voor de boeg om dat goed te maken.

De oudjes konden er niet lang mee zitten. Terwijl onze grensrechter – en tevens medespeler – zijn vlag ergens tussen de derde en vierde tegentreffer op het knollenveld had gedeponeerd en bij terugkomst in het kleedlokaal nog even ouderwets hard met de deur had gesmeten, stond ik even later onder de douche te luisteren naar de blijde verkondiging van de die dag actuele ‘Steak- and Blowjob-dag’ (ja, hij bestaat écht, zoek maar op). De heren zouden het die avond weer lekker op een zuipen gaan zetten. Getapt door ‘det lekker wief’ achter de bar van een niet nader te noemen café in de binnenstad. En het was ‘gen straf’ om daar eens een keertje bovenop te duiken, aldus een van de oude snoeperds.

Voor mijn ogen ontrolde zich een existentiële waarheid van Homerische diepgang, verwoord (en vakkundig vertaald naar het Engels, want dat klinkt nu eenmaal beter) in de titel van dit stuk.

Men shall be boys. Het is een heerlijke geruststelling waar ik nog jaren mee vooruit kan.

Amen to that.

Dit wil ik delen!

AUTEUR

Sven Poels (1988) studeerde af in de Cultuur- en Wetenschapsstudies aan de Universiteit Maastricht en werkt als freelance journalist en tekstschrijver. Zijn specialisaties zijn cultuur, sport en maatschappelijke thema's.

Reageren