Het is 5 januari 2021.

Verlegen regendruppels tikken zachtjes tegen het raam, maar ik zie ze niet. Het aroma van versgemalen espressobonen vult de ruimte, maar ik ruik het niet. Scherpe bluesklanken spelen op de achtergrond, maar ik hoor ze niet. Ik zit, en ik huil vanbinnen.
Vandaag is het een jaar geleden dat ik met een oneindig aanhoudende glimlach het ziekenhuis verliet met in mijn armen onze zoon. Onze prachtige zoon. Paolo.

Nu is onze zoon bij zijn moeder in Groningen en ik kom net uit een therapiesessie. ‘Ik zie de pijn in je ogen’. De rake woorden van de therapeute galmen sindsdien na. ‘Ik zie de pijn in je ogen’, herhaal ik hardop voor de zoveelste keer, die dag. 

‘Ja’, antwoordde ik niet veel eerder. Er zit heel veel pijn. Pijn in mijn ogen, pijn in mijn stem, pijn in mijn hart. Ondertussen staar ik verdoofd naar buiten met de inmiddels lauw geworden koffie in mijn handen. Ik zie een kinderwagen met daarachter een gelukkig, lachend stelletje. Dat geluk was ons niet gegund. Nee, de moeder van mijn zoon en ik zijn niet langer samen. En dat doet pijn.

Er valt genoeg over te zeggen. Liepen we te hard van stapel? Was het wel verstandig? Heb je er spijt van? Iedereen weet: achteraf is het altijd makkelijk praten en in retrospect zou je van buitenaf zeker vraagtekens kunnen plaatsen, maar op dat exacte moment voelde alles goed en volgden we ons hart dat toen nog één was. Dus nee, spijt is er niet en zal er ook nooit zijn, want ik heb er een prachtzoon aan overgehouden. Ik heb er een nieuwe vorm van liefde aan overgehouden. Onvoorwaardelijke liefde, de vorm die alle andere overtreft. Die voor mijn zoon. Die voor Paolo. 

En oh, lieve, lieve Paolo. Als je dit ooit leest, ongeacht je leeftijd, en je je afvraagt waarom papa en mama niet meer samen zijn: 

Sorry. 

Sorry. Het spijt me zo. Sorry. We hadden jou zo graag een gelukkige en hechte familie gegund, met twee ouders die hun liefde en vertrouwen met jou konden delen. Maar helaas werd dat onmogelijk. En dat is oké. Het is oké, Paolo. Het is goed, zo. Want geloof me, je wordt veel gelukkiger door op te groeien bij twee separate ouders, die er nu zelf voor kunnen zorgen dat ze weer lekker in hun vel komen te zitten, het fijn hebben, en dat met jou mogen delen. Samen blijven, omdat dat volgens een maatschappelijk concept ‘zo hoort’ is niet de juiste optie, het zou averechts werken.
Papa is ook zo opgegroeid. En papa is er goed uitgekomen, dus geloof me, het is beter zo. Het is oké. En weet dit, lieve Paolo, het lag niet aan jou. Het heeft nooit aan jou gelegen. Onthoud dat. 

‘Ik zie de pijn in je ogen’, spookt er weer door mijn gedachten. Natuurlijk doet het pijn. Logisch. Dit is het laatste wat ik me had kunnen inbeelden toen je voor het eerst in mijn armen lag en in recordtempo een fles melk naar binnen schrokte (Dat heb je van je vader). Nee, dit wenst geen enkele ouder een ander toe. Deze pijn is nieuw en hard. Anders dan de pijnen die ik ken.

Ik heb liefde gevoeld en verloren, gehuild en gelachen. Ik heb de dood ontmoet en leven gecreëerd. Ik ben gebroken geweest en weer geheeld. En dat zal ook nu weer gebeuren. Papa heeft nog een lange weg te gaan, maar papa komt er wel. Zoals altijd. 

‘Ik zie de pijn in je ogen’, zucht ik nog een laatste keer. Als ik je een levensles mag meegeven, lieve Paolo, is het dat het niet erg is om pijn in je ogen te zien. Het is niet erg om pijn te voelen. Pijn betekent dat je emoties voelt. Pijn betekent dat je leeft. Pijn betekent dat je daarvóór juist vreugde hebt mogen voelen en blijdschap hebt ervaren.
Omarm die pijn. Het maakt je mens en het helpt je verder. Te lang heb ik de pijn niet toegelaten, te lang heb ik niet meer gevoeld, terwijl juist ik degene was die ooit schreef: ‘Het is niet erg om te voelen.’

Het is weer tijd om op te staan.
Te wankelen.
Vooruit te gaan.
Het is weer tijd om te voelen.

Ik zie de regen zachtjes tegen het raam tikken, ik ruik de versgemalen koffie en ik hoor de muziek vanuit de hoek van mijn impulsief groen geverfde kamer mijn kant opkomen.

Ik sta op en lach.
Het wankelen wordt al minder.
Tijd om weer te voelen.
Ik omarm de pijn en ga vooruit.

Dit wil ik delen!

AUTEUR

Richard ‘Ricci’ Janssen (1989) is meertalig taalfanaticus pur sang. Hongaars van bloed, Italiaans van hart en Zuid-Amerikaans qua mentaliteit, is de hyperpolyglot naast talendocent ook nog eens sportjournalist en blogger. Taal is dus zeg maar echt zijn ding. Noem het koppig, noem het zelfverzekerd, El Profesor omarmt beide karaktertrekken met plezier. Hij leeft voor taal, en doet dat zo op zijn eigen manier.

Reageren