Na een beschonken bourgondische avond in De Klep –waarop maar geen einde kwam aan de Saint Feuillien Grand Cru (aanrader) en de ambachtelijke bitterballen– is de zaterdagochtend die van de categorie: lastig opstaan. Met bijbehorende opstartproblemen klim ik langzaam overeind en tuur vanuit mijn raam op vier hoog naar buiten om de skyline van Venlo en de ‘oude brug’ te begroeten. Het stedje van lol en plezeer wordt echter door een mystieke mist omhult, en ik zie alleen maar hoe ik me voel: grijs.

Na een koffie die zo sterk is dat ik kleuren hoor en een omelet die je moet vousvoyeren voel ik het levenselixir weer door mijn aderen stromen. Ik had liever nog wat langer geslapen, maar ach, zo houd je nog iets van de dag over. Simultaan met mijn opleving begint ook de meteorologie haar ding te doen. De mysterieuze nevel begint te vertrekken en onthult daarbij het pittoreske Venlo. Mijn Venlo. Ós Venlo.

Tijdens de dagelijkse badkamerroutine begroet ik mijn spiegelbeeld dat duidelijk een maandag uitbeeldt. ‘Kan er mee door’, besluit ik, en tijdens het tanden schrobben scroll ik door de whatsappgesprekken die plaats hadden gevonden tijdens het geKlep. Schaamte, humor, schrik en trots vertolken allen afzonderlijk een hoofdrol. Ik spuug de resterende tandpasta uit nadat het de aanbevolen 2 minuten comfortabel in mijn bakkes heeft verbleven.

De zonnebril gaat op om het timide zonnetje –dat zich nog stiekem schuil houdt achter wat wolkjes– uit te dagen, en tevens om mijn maandagse gezicht iets te verzaterdagen. Op naar Casa Italia.

Waarom?

Nou, een paar weken geleden werd er door een goede vriend Italiaanse voeder gehaald bij eerdergenoemd restaurant. Ik bekeek de afhaalkaart en daar zag ik haar staan: Tagliatelle al salmone. We keken elkaar aan en het was meteen raak. Liefde. Noch de lasagne noch de ravioli konden me van gedachten doen veranderen. Laat staan de Pizza Hawaï – dat is godslastering. Het schijnt dat iedere keer wanneer er een schijfje ananas op een pizza wordt gelegd er één Napolitaan sterft. Ik geloof dat.

Dio mio…

Die eerste hap. Italiaans. Puur. Perfecte harmonie tussen alle aanwezige ingrediënten. Kleur, smaak, geur, textuur… alles klopte! Mijn tong, gehemelte en maag glimlachten maximaal breed nadat de optimaal gegaarde pasta al dente deze respectievelijke gebieden had bekoord. Een romige saus, waarin verse zalm de hoofdrol vertolkte en dille en peterselie het magische decor vormden, maakte de betovering compleet. ‘Ik wil dit ook kunnen klaarmaken!’, was de eerste gedachte die bij me opkwam, al vrij snel vervangen door ‘snel, snel, neem nog een hap!’. Mijn wil is trouwens wet, dus die bak ging leeg – een standaard gebruik in huize Ricci waar bodemdrang Artikel 1 in het wetboek is: ‘De eter is pas tevreden zodra de gehele bodem van het bord, de zak, kom of het bakje zichtbaar is.’

Nachtenlang sliep ik ongemakkelijk. Hóe kreeg deze kok dit zo voor elkaar? Ik heb tijdens mijn woonachtige periode in Italia verschillende kookcursussen bijgewoond, maar dít recept had de revue nooit gepasseerd. Experimentele dagen volgden, met acceptabele resultaten voor een studentikoze zesjescultuur. In de échte keuken slaag je echter pas met een 9,5…

Moedeloos zocht ik op Google Maps alvast een geschikte brug om vanaf te springen, totdat ik besloot de stoute schoenen aan te trekken (die naast mijn joksokken en mijn grapjas in de kast staan): ik besloot het generieke info@-emailadres van het restaurant aan te schrijven in het jammerend Italiaans. Ik deed me voor als verdwaalde Bolognees in het vreemde Venlo en begon complimenteus te oreren over hoe die eerste hap ‘me weer thuis bracht’. Of ik het geheim van de kok te weten mocht komen, uit Italiaans medelijden?

Een positieve mail met daarin een te contacteren telefoonnummer volgde, waardoor ik nu over de Koninginnesingel spazier met de gebruikelijke swag in mijn pas. Ik kom tot stilstand voor een gesloten, donker en leeg restaurant. Zijn ze me vergeten? Nee toch? Uiteindelijk komt een signore op leeftijd het pand uitgestrompeld en ik vraag hem in zijn moederstaal waar de kok is. De Zuid-Europeaan –mogelijk ambachtelijk betonvlechter van beroep in zijn jongere jaren, gezien het feit dat zijn handen voor kolenschoppen door kunnen– kijkt me aan van onder zijn ongeborstelde wenkbrauwen en mompelt: “Dentro.”

Dan wordt er open gedaan en word ik amicaal ontvangen – de espresso staat al voor mijn neus voordat ik met mijn ogen kan knipperen. Na wat gekeuvel over koetjes, kalfjes en andere kinderboerderij-accessoires kom ik tot de hamvraag, of beter gezegd: de zalmvraag. Gaat hij me het daadwerkelijk geven? Mijn innerlijke tienermeisje gilt het uit van gezonde spanning…

Ja!

Begeleid door fluwelen handgebaren vond vervolgens oraal de overdracht van Het recept plaats. Zelden knoopte ik zo’n waterval aan informatie zó goed in mijn oren. Een vriendelijk afscheid volgde, waarna ik direct huiswaarts snelde –de zon scheen inmiddels volop– om zijn instructies op te schrijven. Later die week voerde ik ze ook uit. Met succes. Waarvoor grazie!

Iedereen heeft thuis wel ergens stoute schoenen staan. Trek ze gerust eens wat vaker aan, want je ziet maar weer, no heb je, kun je krijgen. En dat recept? Houd Koken met Krag maar eens in de gaten…

Dit wil ik delen!

AUTEUR

Richard ‘Ricci’ Janssen (1989) is meertalig taalfanaticus pur sang. Hongaars van bloed, Italiaans van hart en Zuid-Amerikaans qua mentaliteit, is de hyperpolyglot naast talendocent ook nog eens sportjournalist en blogger. Taal is dus zeg maar echt zijn ding. Noem het koppig, noem het zelfverzekerd, El Profesor omarmt beide karaktertrekken met plezier. Hij leeft voor taal, en doet dat zo op zijn eigen manier.

Reageren