08:20u
Het is zaterdagochtend, 4 januari 2020. Ik begin langzaam te ontwaken. Ik heb maar zes uur geslapen, iets wat voor mijn doen te weinig is, maar toch voel ik me uitgerust en opgewekt. Dan springen mijn ogen open en ik weet het meteen. Het is begonnen. Ik kijk naar de blauwe ochtendhemel die boven Venlo hangt en fluister tegen mezelf: ‘Vandaag is de dag.’
Mijn vriendin komt op dat moment terug van de WC de kamer in gelopen en bevestigt mijn oerinstinct: ‘Volgens mij waren dat de eerste weeën.’
Ik spring overeind en proef een cocktail van spanning en geluk. Heerlijk, en het smaakt naar meer. 

‘En nu?’, vraag ik. We besluiten gewoon nog ons ding te doen en afleiding te zoeken. Zij wil een taart gaan bakken en ik maak me gereed om nog één keer naar de winkel te gaan om de laatste dingetjes in huis te halen.
Ik stap onder een hete douche en daar komen de eerste tranen. Tranen van geluk. Zo zoet heb ik ze nog nooit geproefd. Ik voel de aanwezigheid van mijn overleden vader en zijn trots. De Janssen-dynastie leeft voort! Ik voel de liefde van mijn moeder, mijn zussen. Ik voel de vreugde van mijn naaste vrienden die mijn zoon willen gaan ontmoeten. Ik voel… alles. Verbonden met iedereen die er toe doet. Vandaag is de dag. 

Het warme water stroomt langs mijn gespannen torso en ik sluit mijn ogen. Voorbij flitsen herinneringen aan de afgelopen zwangerschap:
De eerste reacties van familie en vrienden. Tranen van geluk en innige omhelzingen. Hoe N. uit het niets de slappe lach krijgt van het woord sprinkhaan. Tot op de dag van vandaag een mysterie. Zwangerschapswinderigheid en ongecontroleerd kwijlen. Hoe zekerheidjes als koffie en kip haar niet ineens meer smaken. Hoe ze de babykamer zelf in elkaar zet: ‘Zolang ik het nog zelf kan, doe ik het ook zelf!’ Haar blijdschap omdat koffie en kip haar weer kunnen bekoren. De eerste keer dat we de baby voelen bewegen. Zij eerst van binnen, ik daarna van buiten. Hoe ze de eerste keer iemand in de supermarkt moet vragen kaas uit het onderste schap te pakken. De eerste keer dat ik haar haar sokken en schoenen aantrek. Hoe emotioneel ze wordt van het zien van een –toegegeven– schattige egel. Oud en Nieuw samen met zijn tweetjes. Een lopende weddenschap sluiten onder dierbaren: wie voorspelt de juiste geboortedatum. Ikzelf kies 4 januari 2020, 16:28u…

‘Ik lach me kapot als jij straks degene bent die er het dichtste bij zat qua voorspelling!’ N. komt er ondertussen bij in de douche. Ze bekent dat de eerste weeën wel erg veel pijn doen. ‘Ik ga echt dood, straks.’ Ik heb medelijden met haar, maar voel me machteloos. ‘Als ik minstens de helft van jouw pijn kon dragen, had ik het zeker gedaan’, beloof ik plechtig. Die had ze dan ook graag met mij gedeeld, maar helaas kan dat nu eenmaal niet. ‘Het enige wat jij hebt moeten doen, is klaarkomen.’ We lachen, tot een nieuwe wee zich aandient. Ze verbijt de pijn en ik help haar waar ik kan, en vervul al haar wensen.

Even later ga ik richting supermarkt, onder andere om taartspullen te halen. Op weg ernaartoe kijk ik naar mijn spiegelbeeld in autoruiten. Die man is straks gewoon vader. Beseffen lukt me nog niet echt, maar ik voel wel dat mijn besturingssysteem puur op intuïtie werkt, en dat de automatische piloot het overneemt.

Als ik terugkom met de beloofde spullen en ik op de klok zie dat het al 12 uur is geweest blijkt dat we al vier uur bezig zijn. Hoe dan? De tijd is nog nooit zo snel gegaan!
N. zit ondertussen op een yogabal stuiterend de pijn verbijten. De eerste rugweeën hebben zich voorgedaan. ‘Die zijn kut!’, overtuigt ze me. Ik lees de toenemende heftigheid van haar gezicht en geloof haar meteen. 

‘Misschien moeten we ze maar eens gaan timen.’ Ik pak een blaadje, pen en telefoon. ‘Om de vijf minuten, en dan zo’n 50 seconden.’
‘Nu al?’, vraagt ze enthousiast. ‘Ik wil het nog steeds niet echt geloven, het is nog steeds erg onwerkelijk.’ Ik sluit me hierbij aan. ‘Volgens mij besef ik het pas als ik straks een kind in mijn armen heb.’
Ik maak het huis nog gereder voor de thuisbevalling dan het al was en zet de ziekenhuistassen –voor het geval dat– alvast klaar, terwijl zij besluit maar eens een zalmpasta te gaan koken. 

14:10u
De regelmaat in de baarmoeder neemt toe en ik bel de verloskundige, die een half uur later arriveert. Van die taart gaat niets meer komen.
Wanneer ik verloskundige K. het appartement binnenlaat en haar richting de weeën-wegpuffende vriendin stuur, voel ik me lichtjes. Ik wankel op mijn benen. Haar aanwezigheid maakt het allemaal een stuk echter. Weer proef ik die cocktail van spanning en geluk. Ik neem een slokje en voeg me bij de twee dames in de woonkamer: de verloskundige slaat N. gade op haar yogabal.
Als er weer een wee voorbij is verzoekt mijn vriendin me vriendelijk: ‘Ga maar wat doen, jij. Ik word er zenuwachtig van als je er zo bij zit.’
Ik ruim nog wat op en bereid daarna alvast het bevalbadje voor. In de badkamer moet ik terugdenken aan een wijsheid van een kennis, die eerder vorig jaar zei:

‘Iedereen zegt altijd dat de geboorte van zijn kind de mooiste dag van zijn leven is. Maar dat zie ik niet zo. Hoe kan het nou de mooiste dag van je leven zijn als je je vrouw of vriendin zo ontzettend veel pijn ziet lijden. Ik geloof daarom eerder dat het niet de mooiste dag van je leven kan zijn, maar wél het mooiste moment van je leven.’

Ik geloofde hem al toen hij het een ruim half jaar geleden tegen me zei, maar ik geloof hem nu des te meer.   

De verloskundige observeert het gedrag van N. en schat dat ze rond de zes à zeven centimeter zit. Ik zie hoe ze lijdt. Pijnlijk. Voor mij, maar voor haar nog veel meer. Ik wacht tot het voorbij is en pak haar zachtjes vast, knuffel haar en kus haar zachtjes in haar nek en op haar hoofd. Vanaf hier wordt er niets meer gezegd, alleen nog maar gevoeld.

16:11u
De heftigheid is ook verloskundige K. niet ontgaan en ze besluit te kijken hoe het ervoor staat. Haar vermoedens worden bevestigd, een ruime zes centimeter ontsluiting. Blijdschap tussen het leed door, een welkom gevoel. N. en ik kijken elkaar aan: ‘Nu al?’

De yogabal maakt nu definitief plaats voor het bevalbadje. En dan lijkt alles in een stroomversnelling te komen, maar schijn bedriegt. Daar waar de tijd eerst voorbij vloog, duren secondes nu uren! N’s pijn wordt steeds heftiger en ondraaglijker. Zo intens, dat die pijn alles domineert en praten definitief niet meer tot de opties behoort.

Tijdens een heldere interval kijkt N. even vrolijk omhoog en geeft me een kus, alsof ze nergens last meer van heeft. Maar dan voert de pijn plotseling weer de regie. Zo onvoorstelbaar heftig dat ik breek en huil. Ik heb nog nooit iemand zó veel pijn zien lijden, en er komt maar geen einde aan. Na een nieuwe controle concludeert de verloskundige dat de ontsluiting al urenlang stagneert op acht à negen centimeter.
Zo rooskleurig het er de hele dag uitzag, zo grimmig en zwart wordt het naarmate de avond verstrijkt. De cocktail gaat van spanning en zoet naar spanning en bitter; de gedroomde thuisbevalling moet noodgedwongen worden voortgezet in het VieCuri. 

00:22u
Het is zondagochtend, 5 januari 2020.
De bevalling lijkt uit te monden in een gevreesde keizersnede, maar door perfect en tijdig ingrijpen van het kundige personeel in het Venlose ziekenhuis kan Moeder Natuur toch haar ding doen. Er klinkt een laatste aanmoediging: ‘Nog een wee en hij is er!’
Met een oerkracht perst N. onze zoon de wereld in. Gezond en wel. 

Hij wordt op de borst bij zijn moeder gelegd, die mij vragend aankijkt. Ik kus haar oneindig vaak. Ik ben trots. Trots op hoe hard ze de afgelopen zestien uur heeft gevochten en de pijn versloeg. Ik ben onder de indruk. En ik ben haar dankbaar. Eeuwig dankbaar voor het dragen en het volmaken van onze zoon. 

We kijken elkaar aan, dan naar onze zoon, en dan weer naar elkaar. Tranen van geluk, daar zijn ze weer. En ze smaken nog zoeter dan vanochtend. De perfecte cocktail. Het mooiste moment van mijn leven.

Even later sta ik met de baby in mijn armen. Míjn baby. Die man in de weerspiegeling van de autoruiten eerder deze dag is nu vader. De dienstdoende verpleegkundige vraagt me iets, maar ik let niet meer op: ik heb alleen maar aandacht voor mijn gezin.

Mijn moeder is nu oma. Mijn zussen zijn tante.
N. is moeder. En ik ben vader. 

Welkom, Paolo Mateo Janssen.
Laat het leven beginnen. 

Dit wil ik delen!

AUTEUR

Richard ‘Ricci’ Janssen (1989) is meertalig taalfanaticus pur sang. Hongaars van bloed, Italiaans van hart en Zuid-Amerikaans qua mentaliteit, is de hyperpolyglot naast talendocent ook nog eens sportjournalist en blogger. Taal is dus zeg maar echt zijn ding. Noem het koppig, noem het zelfverzekerd, El Profesor omarmt beide karaktertrekken met plezier. Hij leeft voor taal, en doet dat zo op zijn eigen manier.

Reageren