Evert Cuijpers is druk met zijn gezin met drie kinderen, druk met directeur zijn bij Omroep Venlo en druk met het beschrijven van wat hij denkt en het bedenken van wat hij schrijft. Als je hem vraagt hoe het gaat dan heeft hij het nooit druk; hij verveelt zich niet. Daar is het leven hem te kostbaar voor.
“Het was mijn eerste keer. Of tweede. Precies weet ik het eerlijk gezegd niet meer. Ik kreeg vele onbekende artiesten op mijn netvlies en hun klanken vonden een weg naar mijn trommelvliezen. Ook híj stond op het affiche, maar je moest dan wel een apart toegangsbewijs kopen hetgeen we niet hadden gedaan. Met wat geluk slaagden we erin om in de deuropening twee nummers tot ons te nemen voordat we werden weggestuurd. Ik kende hem eigenlijk alleen maar van naam en die naam was groot. En daar stond hij dan voor me op dat podium voor een uitpuilende en dampende zaal. Ik vond hem maar stom. Vreemd kapsel, een carnavaleske bloes onder een jasje met lachwekkende schoudervullingen en vrijwel alleen maar voorovergebogen, starend naar zijn schoenen. Naar hem en zijn band luisteren had voor mij de gewaarwording van de eerste keer een glas met veel tannine doordrenkte rode wijn in mijn keelgat schudden. Ik wist dat het erg goed moest zijn, maar had er niets mee.
Bij Omroep Venlo neem ik mijn collega’s wel eens mee naar twintig jaar terug in de tijd. Met verhalen over hoe het toen was bij hetgeen in die tijd nog Stadsomroep Venlo heette. Pas op voor ‘ouwe lulle’-verhalen zegt dan een stemmetje in mijn achterhoofd. Brian Jones, Jim Morrison, Janis Joplin en Kurt Cobain van de 27 club, maar ook Marley, de kleine man uit Minneapolis, helaas ook hij sinds kort, en niet te vergeten Venlonaar Glenn Corneille; allen zijn ze niet meer onder ons en ik voel me alweer oud zijn bij het tikken van deze zin.
Zonder uitzondering hebben deze heren een stevige rol gehad in de vorming van mijn muzikale ik. In willekeurige volgorde, want ik denk dat kwaliteit of een goede smaak van muziek zich niet laat rangschikken in lijstjes. Als dat wel zo zou zijn, had Gerard Joling met zijn No more bolero’s immers never nooit op de eerste plaats van de Nederlandse Top 40 kunnen belanden. Toch?
Toch kom ik hier met een naam, al was het maar omdat het format van deze rubriek dat vereist. Die grote naam van die man met dat vreemde kapsel die ik toen op het North Sea Jazz Festival had zien spelen. Ik had er toen niets mee maar toch had hij mij geboeid. Toch.
De jaren daarna ben ik op onderzoek uitgegaan. Ik wilde meer van hem weten en ben naar zijn albums gaan luisteren. En nog een keer. Tientallen keren, honderd en sommige albums wellicht al met een getal dat in de vier cijfers loopt. Zijn zwart zijn, zijn uit een welgestelde familie komen, zijn buitensporigheden, scheidingen en dan weer nieuwe liefdes, zijn zich onbegrepen voelen, zijn zich in de hemel geprezen zien worden, zijn heroïneverslaving; zijn hele roots en leven horen we op een fascinerende wijze terug in zijn verschillende muzikale interpretaties en zelf ontwikkelde stijlen. Geen verhalenverteller is voor mij zo boeiend als hij. Vertellen zonder woorden, híj kon dat. De gelaagdheid in vele nummers lijkt haast onuitputtelijk. Net als de discografie die hij achtergelaten heeft. Een nummer 1 van deze nummer 1? Lastig, al helemaal omdat van weinig nummers goede filmpjes op YouTube staan en goede filmpjes op YouTube ook alweer een randvoorwaarde zijn voor een bijdrage aan deze rubriek. Maar ach, So What. Ik nodig jullie uit om terug te gaan in de tijd. Naar 2 april 1959 om precies te zijn. Een mooi vertrekpunt voor jullie eigen ontdekkingsreis door het land van Miles. Een reis die ik enkel van harte kan aanbevelen.”