BZZZZ. bzzz. BZZZZ. bzzz. Irritant gezoem wordt vergezeld door een voorgeprogammeerd wekkerdeuntje op de telefoon van de inspecteur. Sjraar kreunt alles behalve erotisch, rolt helemaal naar de andere kant van het bed, maar botst daarbij tegen een vrouwelijk lichaam. Naakt. Van social distancing geen sprake.
De inspecteur schakelt van de automatische piloot over naar de manuele en wijzigt zijn ogen van slaapstand naar een alertere modus om haar identiteit te achterhalen. Ondertussen zoemt de wekker steeds harder. Althans, zo lijkt het voor Sjraar. Een nieuwe kreun volgt. Nog steeds niet erotisch overigens. ‘Eerst even dat kutding uitzetten.’
Sjraar klimt onhandig over haar heen en grijpt de telefoon, maar laat hem per ongeluk vallen tijdens het unlocken met de rechterduim. De alcohol van een aantal uur geleden beperkt zijn handigheid. Letterlijk.
De telefoon valt op de grond en maakt dat kenbaar aan alle aanwezigen middels een luide klap. Maar dat kan ook versterkt worden door de kater. Zij ontwaakt hierdoor en probeert zich om te draaien, maar dat wordt verhinderd door Sjraar die nog steeds over haar heen ligt.
‘Goedemorgen’, mompelt ze.
‘Môgguh’, antwoordt Sjraar overdreven enthousiast. De inspecteur komt overeind, stapt vervolgens uit bed, struikelt, maar blijft op de been en loopt naar de telefoon, die nog altijd doorgaat met wekken. Sjraar bukt, raapt het onding op en zet hem deze keer succesvol uit, struikelt vervolgens en blijft nu niet op de been.
‘Wat doe je?’, vraagt ze.
‘Vallen.’
Ze mompelt iets onverstaanbaars en verder ook niets relevants. Sjraar staat nu op en kijkt naar haar, inmiddels omgedraaid. ‘Ah’, denkt Sjraar, daarmee achter haar identiteit gekomen. Ze daten nu al een tijdje, maar officieelheid is nog nooit uitgesproken.
‘Gister was leuk, hè?’, vraagt ze.
‘Gisteren, gisteren…’ De inspecteur graaft in zijn geheugen. Ze kijkt hem indringend aan. ‘Gisteren!’, vervolgt Sjraar. ‘Ja, super.’
Zij zucht, rolt met de ogen zoals alleen teleurgestelde vrouwen dat kunnen, klimt overeind en graait naar haar kledij die net niet binnen handbereik verspreid door de kamer ligt. Daarom zucht ze nog een keer. De inspecteur snapt dat wel en zucht meelevend met haar mee. Wel zo beleefd.
‘Ontbijt?’, vraagt ze.
‘Ja, lekker!’, uit Sjraar, zo blij als een kind, terwijl hij met zijn hand over zijn katerige buik aait. De buik antwoordt middels wat gerommel.
‘Nee, of jij ontbijt voor mij wil maken.’
Het gerommel stopt, samen met de draaiende bewegingen van de inspecteur zijn hand.
‘Ik?’
‘Ja, jij. Wees eens galant. De man hoort de vrouw als een prinses te behandelen.’
‘Waarom? Assepoester is ook een prinses maar werd als een slaaf behandeld, dus…’
Een kussen met daarop opgedroogde, niet meer identificeerbare lichaamssappen vliegt door de kamer. Sjraars reactievermogen slaapt nog en accepteert de collisie.
‘Eitje dus?’
‘Lekker.’
Nog net voordat de deur in het kozijn klettert vangt Sjraar een luchtkusje van de vertrekkende zij. Sjraar loopt terug de kamer in, in sneltreinvaart naar station Espresso-apparaat. Zonder vertraging produceert het toestel van welke het merk niet genoemd mag worden in verband met stomme rechten een espresso die men dient te vousvoyeren. Een flinke slok later kan de dag van de inspecteur eindelijk beginnen. En dat kan maar één ding betekenen, natuurlijk.
Sjraar pakt zijn telefoon erbij, opent de Facebook-app en scrollt zich een duimbreuk. Hij kijkt, maar hij ziet niet. Totdat één artikel hem doet ontwaken uit zijn social media-hypnose. “Coronavirus zet Venlo in quarantaine”, kopt de Telegraaf. ‘Kutkrant’, mompelt Sjraar onnodig hardop. Hij wil het artikel lezen, maar heeft geen betaald abonnement om het zeer waarschijnlijke kutartikel te lezen. In plaats daarvan besluit de inspecteur objectieve en goed geformuleerde feiten af te leiden uit het commentaar onder de Facebook-post. Geen succes.
Op dat moment belt Luuk.‘Ja?’
‘Met wie spreek ik?’
‘Met mij.’
‘Sjraar?’
‘Ja.’
‘Oké.’
‘Met wie spreek ik dan?’
‘Met mij.’
‘Luuk?’
‘Ja.’
Dit had vast sneller gekund.
‘Wat lees ik nu, Sjraar? Zit je in quarantaine?’
‘Ik weet niet of je de Telegraaf meteen moet geloven, kom maar gewoon hierheen en dan zoeken we het zelf wel uit.’
‘Oké.’
‘Luuk?’
‘Ja?’
‘Ben je er nog?’
‘Ja, hoezo?’
‘Heb jij dat artikel gelezen?’
‘Ja.’
Sjraar overweegt zijn vriendschap met een Telegraaf-abonnee per direct op te zeggen, maar heeft goede zin dankzij de lekkere koffie.
‘Wat staat erin?’
‘Dat het Coronavirus in Venlo is begonnen!’
‘..…’
‘Ben je er nog?’
‘Kom maar gewoon hierheen.’
‘Oké.’
‘..…’
‘Sjraar?’
‘Ja?’
‘Ben je er nog?’
‘Ja.’
‘Mag ik eerst poepen?’
‘Ja.’
‘Wel je handen wassen erna, hè?’
Sjraar staat in de stationshal op zijn hoofdcommissaris te wachten. Geen mondkapje op, want die zijn door alle egoïsten in één keer opgekocht. In plaats daarvan beschermt hij zijn gezicht met het gebruikte slipje van de nacht ervoor. Goed voor je weerstand.
Ondertussen kijkt de inspecteur aandachtig om zich heen. De kiosk, de bloemenzaak en dat andere winkeltje zijn gesloten, verlaten en donker. Minder mensen dan normaal verplaatsen zich naar de treinen. Het matrixbord doet zijn uiterste best om iedereen geïnformeerd te houden dat er geen treinen meer naar Nijmegen of Eindhoven gaan.
‘Zou het dan toch?’, vraagt Sjraar zich af. De inspecteur speurt naar een medewerker van de NS om verhaal te halen, maar komt bedrogen uit. ‘Hoe komt Luuk dan hier?’, vraagt Sjraar zich af, ditmaal –weer onnodig– hardop. Een voorbijganger lijkt voor heel even antwoord te willen geven, maar barst daarna in ongecontroleerd hoesten uit. Niet in zijn elleboog, overigens. Sjraar voelt zich ongemakkelijk.
‘Sjraar!’
De inspecteur draait zich om. Luuk omhelst hem tegen alle voorschriften in.
‘Hoe kom jij hier?’
‘Met de auto!’
‘Heb je ineens een rijbewijs, dan?’
‘Nee.’
‘Wie heeft je gebracht dan?’
‘Isabel.’
‘Isabel?’
‘Isabel.’
Voor de lezers die Isabel niet kennen: Isabel is Luuks stalker en ze is blond. Meer informatie is er tot op heden niet bekend. Onze excuses voor het ongemak.
‘Hoezo Isabel?’
‘Ze wilde een keer voorkomen in een van de avonturen van Inspecteur Sjraar.’
‘Dat is bij dezen dan geslaagd. Waar is ze nu dan?’
‘Naar de slijterij, natuurlijk. Waar wijn is, is Isabel.’
‘Ah ja, alcohol helpt tegen het coronavirus natuurlijk.’
‘Is dat zo?’
‘Je wast je handen toch ook met een gel op basis van alcohol?’
‘Ja.’
‘Dat is voor de externe mens. Shotjes voor de interne mens. Coronavrij.’
Luuk is zo onder de indruk van deze retoriek dat hij de speld die hij mee had genomen er niet tussen kan krijgen en blijft dus zwijgzaam. Sjraar vervolgt daarom het gesprek:
‘Luuk, jij hebt dat artikel gelezen. Waar komt volgens die kutkrant het virus dan vandaan?’
‘Venlo.’
‘Ja, maar wáár in Venlo? Wie is patiënt nul?’
‘Patiënt nul?’ Hoofdcommissaris Luuk heeft nooit opgelet bij biologie.
‘De eerst gedocumenteerde drager van het virus.’
‘Geen idee wie, maar ze zeggen dat het in de Klep ontstaan is.’
‘Op naar de klep!’
En zo lopen onze twee helden hand in hand en met damesslipjes als mondkapjes richting het bierlokaal…